’t Harde een ‘onbekend’ dorp op de Veluwe

0
4339

Als onderdeel van de gemeente Elburg komt ’t Harde er in ons land wat naamsbekendheid betreft maar bekaaid van af. Sommige Nederlanders hebben er nog nooit van gehoord. Treinreizigers kennen het dorp omdat er een  treinstation is met die naam. De stoptreinen tussen Zwolle en  Utrecht en vice versa stoppen er 2 keer per uur, maar de meeste mensen die de naam van het dorp voorbij zien flitsen zijn op doorreis naar Amersfoort of Zwolle, of naar een van de meer bekende toeristische trekpleisters op de Veluwe. Misschien kent men ’t Harde  door de militaire aanwezigheid op twee kazernes,  de Luitenant Kolonel Tonnetkazerne en de Legerplaats Oldebroek, , meestal ASK,  Artillerie Schietkamp genoemd.  Dienstplichtigen kennen het dorp dan ook beter dan de gemiddelde Nederlander voor wie de naam ’t Harde weinig of geen bellen laat rinkelen. Toch jammer, want de ligging van het dorp is prachtig, aan de rand van de Veluwse bossen, vlak bij het Veluwemeer en met de toeristische trekpleisters Elburg, Nunspeet en Zwolle in de buurt. 

’t Harde is een jong dorp dat pas ontstaan is in de 19e eeuw. In 1851 werd ’t Harde in het ‘Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden’  van Abraham Jacob van der Aa genoemd als een vlakte op de Veluwe die toebehoorde aan de gemeenten Oldebroek en Doornspijk. Er was sprake van een kleine buurtschap die ’t Harde genoemd werd en waar in 1843 slechts een paar huizen stonden. De bewoners van de buurtschap waren arme mensen die op de onvruchtbare zandgronden leefden. De betere gronden waren in bezit van rijkere boeren die in de omgeving hun boerderijen hadden. De arme bewoners van de buurtschap woonden in schamele woninkjes, meestal niet meer dan plaggenhutten met daken van stro. De mannen verdienden hun karige boterham als dagloners met hout hakken, bezems binden of eekschillen. De gezinnen waren groot, een gezin met 10 kinderen was geen uitzondering en de sociale status was zeer laag . Door de armoede gedwongen trokken de gezinnen in de zomer vaak naar andere delen van het land, bijvoorbeeld naar Drenthe of naar Noord- of Zuid Holland om daar te werken voor een hongerloontje. De grond waarop ze woonden was zo schraal, dat landbouw in eigen omgeving voor hen onmogelijk was. Aardappelen en wat rogge was het enige dat wilde groeien.  Een paar geiten of schapen waren de enige dieren die ze konden houden in een kleine stal bij hun huisje waardoor er  toch wat extra inkomsten mogelijk waren in die barre tijden. 

De buurtschap begon na 1853 wel iets te groeien. Het treinstation dat in 1863  werd geopend langs de Centraalspoorweg tussen Utrecht en Zwolle en Kampen zal zeker tot een bescheiden groei hebben bijgedragen. Het station heeft in z’n bestaan vele namen gehad: Het werd van 1863 tot 1888 station Elburg-Epe genoemd. Van  1888-1914 heette het station Elburg-Oldebroek en van  1914-1963 werd het station Legerplaats Oldebroek. Pas in 1963 kreeg het de naam station ’t Harde.

Over de wat vreemde naam ’t Harde kunnen we duidelijk zijn. Die naam is ontstaan door de harde onderlaag van keien en leem die men daar onder het zand van de Veluwe vond. De oude Bovenweg die van Nunspeet, over ’t Harde in de richting van Wezep en Zwolle  liep is waarschijnlijk een oude Romeinse weg die op die harde laag van de bodem is aangelegd. Ook de weg van Epe naar Elburg was bij ’t Harde een verademing voor reizigers die met paard-en-wagens hadden geploeterd om vooruit te komen op de zand- en modderwegen die het verkeer op de Veluwe doorgaans belemmerden, want op het harde deel kon men ineens een stuk sneller vooruit komen. De bewoners van de buurtschap woonden dan ook op het Harde. Een echte geboren en getogen Hardenees herken je meteen als hij zegt dat hij op ’t Harde woont en niet in ‘t Harde. 

In de jaren 30 van de 20e eeuw telde het dorp 175 inwoners die verspreid woonden over zo’n 40 woningen die meestal bewoond werden door dagloners. In beschrijvingen uit die tijd blijkt dat de woningen zeer eenvoudig waren. Het was armoe troef, toch was er al iets van een dorpsleven ontstaan. In 1926 werd er zelfs een dorpshuis geopend waar de bewoners konden samenkomen. Het duurde tot de jaren 40 tot er ook wat grotere huizen gebouwd werden, de eerste villa’s verschenen in de bosrijke omgeving. Na de 2e Wereldoorlog begon het dorp echt te groeien en in 1963 stonden er al 670 huizen. Nieuwbouw zorgde voor een verdubbeling van het aantal woningen en het dorp kreeg een heel ander aanzien. In plaats van de daglonershuisjes met bedsteden, strodaken en muren van heideplaggen stonden er nu frisse nieuwe huizen. Er werden verenigingen opgericht zodat er echt sprake kon zijn van een echt dorpsleven. Een zangvereniging, een muziekvereniging, een voetbalvereniging,een sporthal, een aantal cafés en zelfs een zwembad maakten het leven voor de bewoners op ’t Harde een stuk prettiger. Het dorp maakte vanaf de zestiger jaren een flinke groei door. Er kwamen veel nieuwe inwoners van buitenaf die een einde maakten aan het gesloten karakter van de Veluwse dorpsmentaliteit. Een grotere diversiteit in scholen en kerken verruimde de blik op de wereld. ’t Harde hoorde tot 1974 bij de gemeente Doornspijk, maar is in dat jaar door een gemeentelijke herindeling, samen met het dorp Doornspijk, bij de gemeente Elburg gevoegd.

 ’t Harde is een moderne plaats geworden met een ruim winkelaanbod en met mooie woonwijken. Het is er goed wonen en het is opvallend dat daar de nadruk op ligt. Er is weinig industrie. Zowel het gemeentebestuur van de voormalige gemeente Doornspijk als van de huidige gemeente Elburg wilde het leven op ’t Harde prettig en gezond houden en dat komt de rust in het dorp ten goede. Het aantal inwoners is flink gegroeid,  er wonen anno 2020 6860 Hardenezen op ’t Harde die genieten van de mooie ligging midden in de natuur. 

Iets ten zuidwesten van ’t Harde ligt een van de mooiste natuurgebieden van de Veluwe:  het stuifzandgebied ‘De Haere’, waar men kan wandelen, fietsen  en paardrijden. Het is een kwetsbaar natuurgebied waar zeldzame planten en dieren voorkomen die verder op weinig plaatsen in Nederland voorkomen. Stuifzand wordt er afgewisseld met heide en bossen en men kan er een mooi beeld krijgen van de historie van het gebied bij ’t Harde waar iets meer dan 100 jaar geleden de bevolking in grote armoede moest vechten voor het bestaan. Een groot verschil met de welstand waarin de bewoners van het ‘onbekende’ dorp ’t Harde tegenwoordig leven.

Door Bert Biesmeijer