Noaberschap (2)

0
130

Kees heeft voor ons beide een mok thee ingeschonken.
Hij gaat zitten met Piek aan zijn voeten en kijkt voor zich uit.

“Het is zo stil en leeg hier in huis en in mijn hart”, zegt hij.
Ik knik en zeg dat ik me dat goed kan voorstellen; er is veel in betrekkelijk korte tijd gebeurd.
We praten over de ziekte op zich en het ziekbed van Mary.
“Had zij nou eerder moeten komen?”, vraagt hij.
Ik vraag of zij dan al eerder klachten had?
“Ik heb begrepen dat Mary eigenlijk net buikklachten had, toen jullie samen op het spreekuur gekomen zijn, toch?”
“Ja dat is ook zo”, zegt hij en blijft in gedachten zitten.
“Kanker van de alvleesklier is een uiterst gemene aandoening,” zeg ik na een poosje.
“Wanneer het zich uit dan is het vaak al te laat. Dan kan je er vaak niets meer aan doen.
Zo was het bij Mary ook. De onderzoeken lieten zien dat het bij Mary al uitgezaaid was naar haar lever, haar longen en in de buikholte.”
Er valt een stilte, ieder met de eigen gedachten.

Dan zegt Kees opeens: “Dan denk je lekker samen van je pensioen te kunnen genieten op een schitterende plek en dan overkomt je dit. Maar we voelden ons echt gesteund hier.
Dat heeft het allemaal wat dragelijker gemaakt. We hadden zoiets helemaal niet verwacht. Ik wist niet dat wij als stadjers zoveel warmte en medeleven mochten ervaren; heel bijzonder!”
Hij krijgt tranen in zijn ogen en moet even slikken.
Ik kijk naar hem en zeg na een poosje: “Ja hier doen we aan Noaberschap, omkijken naar je naaste, helpen waar je kan, even vragen hoe het is en of je iets kan betekenen, al is het maar een klein gebaar.”
We drinken onze thee.

Kees kijkt verdrietig voor zich uit en zucht. “Maar ik moet verder; de draad weer oppakken.”
Hij zucht weer en zegt: “Ik weet het niet. Ik voel me somber en doelloos. Het is hier zo stil.
Mijn tuin heb ik al op orde en verder heb ik nergens zin aan. Hoe ga ik dat nu doen?”
“Kan je me vertellen wat je hobby’s zijn?” vraag ik.
“Ik ben nogal handig”, zegt hij.
“Hier in Elspeet hebben we in het centrum De Oranjehof, maar in elk dorp hier in de buurt een soortgelijke voorziening. Zou het je wat lijken daar eens een kijkje te gaan nemen?”
“Hmmm”.
“Ik kan ook vragen of iemand vanuit De Oranje hof eens bij jou kan komen?” opper ik.
“Zal ik dat doen? Dan kan je eens kennismaken met De Oranjehof en wat je daar zoal kan gaan doen.”
Langzaam knikt Kees met zijn hoofd, “Ja, dat is misschien wel een goed idee. Zo doelloos thuiszitten dat zou Mary ook niet gewild hebben.”
“Nee dat is zo. Dan ga ik met De Oranjehof contacten, oké?”

John en Carolien Polderman – Götte, huisartsen