Kunstenaarsdorp: George Hendrik Breitner

0
2000

Met enige trots wordt regelmatig de opmerking gemaakt dat Nunspeet een echt Kunstenaarsdorp is. Ook niet zo verwonderlijk met de aanwezigheid van één van de drie Nederlandse Academies voor Beeldende Kunsten en natuurlijk het Noord-Veluws Museum met een collectie schilderijen en tekeningen van kunstenaars/schilders die tussen 1890 en 1950 werkzaam waren op de noordelijke Veluwe. Maar de betiteling heeft vooral te maken met de vele kunstenaars/schilders die in de loop der tijd in of in de omgeving van Nunspeet hebben gewerkt. Veel straten in het dorp zijn naar hen genoemd. De komende weken zullen we in de geschiedenis duiken. 

In de derde aflevering: George Hendrik Breitner (1857-1923)

Hoewel George Breitner slechts enkele maanden als kunstenaar in Elspeet heeft gewerkt is in Nunspeet toch een straat naar hem genoemd. En wie zich wat meer verdiept in deze kunstschilder zou zich voor kunnen stellen dat die vernoeming opmerkelijk is. Want uit de vele brieven die Breitner schreef aan zijn tijdgenoten en collega’s blijkt hij weinig positiefs over Elspeet te vermelden te hebben.

De Rotterdammer George Hendrik Breitner wordt beschreven als een emotioneel en licht ontvlambaar man. Dat heeft hem nogal wat moeilijkheden bezorgd bij zijn opleiding. Na een jaar studie aan de Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag behaalt Breitner in 1877 de acte MO tekenen. Hij geeft wat lessen in Rotterdam en Leiden.

Zijn eerstejaren als kunstenaar leveren een aantal stillevens, figuurstudies (vooral zelfportretten) en ,militaire’ stukken op. In 1884 vertrekt hij naar Parijs om te werken in het atelier Can Cormon.

Breitner is origineel in de losse wijze waarop hij zijn verf opbrengt en in zijn onconventionele composities. Hoewel Rotterdammer van geboorte draait zijn leven later voornamelijk om de steden Den Haag en vooral Amsterdam. In Den Haag leert hij Van der Weele kennen, die hem voordraagt als buitengewoon lid van ,Pulchri Studio’.

Geldgebrek

Breitner is niet sterk van lichaam. Hij wordt gekweld door angstaanjagende onrust, afgewisseld door buien van neerslachtigheid. Daarbij heeft hij voortdurend geldgebrek.

De eigenzinnige en driftige Breitner heeft voor kortere of langere tijd vrienden met wie hij kan optrekken en die hem geestelijke of materiële steun geven en zijn ongeregeld leven wat reguleren. Eén van hen is Vincent van Gogh, die hij regelmatig ontmoet, hoewel die het werk van Breitner niet kan bewonderen en wederzijds. Hun karakters verschillen zozeer, dat de vriendschap niet lang duurt.

Een andere meer vaderlijke vriend is Van der Weele. Deze is altijd een contactfiguur geweest voor collega’s. Deze rustige, hartelijke harmonieuze man is de raadgever van veel kunstenaars die in kwaliteit van werken ver boven hem uitsteken (Mauve, Van Gogh, Breitner e.a.).

Breitner  is vaak te gast bij de familie Van der Weele in Den Haag op ,,het Kleine Loo”. Jans van der Weele is een echte ,beschermvrouwe’ voor hem. Breitner heeft dat gewaardeerd met een ,Portret van mevrouw van der Weele’ (1882). Ook geeft hij uitdrukking van zijn genegenheid voor Herman van der Weele, onder meer met het nu zo befaamde ‘Zelfportret met lorgnet, kleine knevel en hoed’.

Zedelijk leven

Dat in de tachtiger jaren het zedelijk leven van de literatoren en schilders over het algemeen niet op een al te hoog peil stond, kan worden opgemaakt uit een boek van Charles Vergeer ‘Toen werden schoot en boezem lekkernij’. Citaat: ,,In juni 1982 moesten zowel Sien als Vincent naar het ziekenhuis. Sien om het kind te baren dat een onbekende haar had geschonken en Vincent om de geslachtsziekte te laten behandelen die Sientje hem had gegeven”.

In datzelfde gasthuis op de Brouwersgracht lag ook Breitner, voor hetzelfde. Dat was niet de eerste keer en aan zijn vriend en beschermer Van Stolk schrijf hij: ,,Zoals U weet ben ik steeds lijdende. Plotseling heeft zich weer een herhaling voorgedaan van een, meende ik, geheel verdwenen kwaal”. 

Naar Elspeet

In de zomer van 1892 wordt Breitner weer ernstig ziek, waarschijnlijk weer van een opgelopen geslachtsziekte. Na de eerste fase van zijn ziekte komt hij naar Elspeet om in hotel Bossenbroek, met in de onmiddellijke nabijheid het atelier van Van der Weele, op krachten te komen.

Van de brieven van Breitner uit die tijd zijn er twintig overgebleven, voor een groot deel gericht aan de familie van der Weele. Daarin lucht hij meerdere keren zijn hart. Uit de toon van de brieven ontstaat het beeld van een diep teleurgesteld man, die op het ene moment een depressieve indruk maakt om vervolgens weer een lofzang af te steken.

Over Elspeet en de mensen is hij in elk geval weinig positief. Citaat: ,,Amice, hoe maken jelui het toch met het eten hier in Elspeet. Tot nu toe heb ik niets gehad dan snippertjes rookvleesch. Merkwaardig, gisteren een groote biefstuk, door en door gaar, hoor, zoo taai dat ik er ‘s nachts maagpijn van heb gehad. Doe me dus een genoegen en zend me wat blikjes sardientjes en een fleschje goede ansjovis (de boerenkost zal hem niet hebben kunnen bekoren). Ook wil hij meer te weten komen over de mensen in Elspeet. Hij informeert naar de familie Bossenbroek.

En vervolgt ,,Ik vind het hier heel mooi, maar ik geloof niet dat het iets voor me is. De volgende week zal ik zien hoe het gaat. Gaat het niet dan schuif in door naar Drenthe dat vind ik veel mooier. Enfin ik hoop in ieder geval een paar buitenstudies te maken”.

Ellende

Hij houdt het dan ook slechts drie of vier maanden vol en vertrekt weer naar Amsterdam. Vandaar stuurt Breitner  in december 1892 opnieuw een brief vanuit het ziekenhuis aan mevrouw Van der Weele. Een echte ,Breitnerbrief’ vol ups en downs. Citaat: ,,Gaat Herman nog naar Elspeet in de kerstvacantie?… Ik kan dan ook niet zeggen dat ik in een erg dankbare stemming ben jegens de Schepper aller dingen, dat hij mij zoo zwak schiep dat ik nu op mijn 35e jaar zoo goed als invalide ben… In al die donkere keeren dat ik hier heb gezeten heb ik mijn heele leven voor mij gezien als een groote klomp onvervulde verwachtingen, mislukte pogingen, teleurstellingen van het begin tot het einde, ellende in één woord. Hier en daar succes”.

En dan vervolgt hij in dezelfde brief ,,Ik hoop nu maar dat het gauw eens een mooie dag is dat ik eens kan uitgaan. Wat zal ik genieten, van de gouden dag, want wat is het leven een genot. Ik kan me best begrijpen dat de menschen het eeuwige leven hebben uitgevonden”.

Amsterdamse School

In Elspeet heeft Breitner weinig gemaakt. Toch wordt hij, na Vincent van Gogh, door al zijn werk de beroemdste schilder van de negentiende eeuw genoemd. Hij wordt wel de grondlegger genoemd van ,,de Amsterdamse School”. Zijn werk is van onschatbare waarde. Zijn verblijf in Elspeet heeft daar geen invloed op gehad.

Misschien dat tijdens zijn ziekte in Hotel Bossenbroek zijn creatieve geest wat tot rust is gekomen en hem heeft aangezet tot het vervaardigen van vele grootse werken in de Amsterdamse periode. Hier schildert hij de grote uitbeeldingen van de stad en het Amsterdamse leven. In 1923 sterf hij in Amsterdam op 66-jarige leeftijd. 

Breitner laat naast de vele Amsterdamse taferelen ook veel raak getroffen interieurs na, prachtige portretten en naakten. Hij wordt beschouwd als de grootste vertegenwoordiger van het Nederlands impressionisme.

AG