Duivenmelken is typische mannenhobby

0
3065

‘De vrouwtjes doen het tegenwoordig beter dan de mannetjes’ 

NUNSPEET – Het houden van duiven, ook wel duivenmelken genoemd, is een hobby die voor bijna 100 procent door mannen wordt beoefend. Waarom dat is, dat weet zelfs duivenmelker Wim van den Brink niet te vertellen. ,,Tja, het moet je aantrekken. We hebben nu nog één vrouwelijk lid in onze vereniging, landelijk zijn het er wel iets meer, maar het blijft een mannenhobby,’’ zegt hij. Van den Brink is al meer dan 50 jaar lid van Postduivenvereniging De Zilvermeeuw in Nunspeet. In die hoedanigheid heeft hij alle bestuursfuncties bekleed, variërend van voorzitter via secretaris naar penningmeester, wat hij de laatste 20 jaar is. Postduivenvereniging De Zilvermeeuw werd op 15 december 1945 heropgericht. Hoe lang de vereniging daarvoor al bestond, weet van den Brink niet.

Op dit moment telt het ledenbestand een aantal van rond de 55. ,,Maar dat zijn niet allemaal duivenhouders,’’ zegt van den Brink. ,,Het zijn combinaties van twee of drie personen. Soms is het voor iemand moeilijk om duiven te houden, bijvoorbeeld als je met vakantie gaat. Als je dan met meerdere mensen een combinatie vormt, kan die ander voor je duiven zorgen als je met vakantie gaat. Maar ik weet dat er ook duivenmelkers zijn die nooit op vakantie gaan. Toen ik vorig jaar maanden op bed heb gelegen na een hartinfarct, heeft mijn overbuurman voor mijn duiven gezorgd en het hok af en toe schoongemaakt.’’ Van den Brink constateert dat het ledental hard afneemt en dat er geen jeugdleden meer bijkomen. Op dit moment is er nog één jeugdlid van een jaar of 16/17 en dat is het. ,,Ik snap het wel,’’ zegt van den Brink. ,,Het is een dure sport. Je moet er financieel achterstaan. Je hebt niet alleen de kosten voor de duiven, maar ook het hok, het voer, de elektronische klok en de kosten van de dierenarts. En je moet heel precies zijn met duiven, stipt met het voeren.  Er zijn verenigingen waar de ouderen overheersen, wij hebben nog een stuk of vijftien leden die tussen de 40 en 45 jaar jong zijn.’’

Een goede wedstrijdduif kost gemiddeld zo’n 100 euro. Uiteraard fokken veel duivenmelkers zelf om de kosten te drukken, maar het kan zomaar gebeuren dat je kostbare duiven tijdens een vlucht ten prooi vallen aan roofvogels. Verder zijn er nog de kosten voor de medicatie van de duiven. Van den Brink: ,,Dierenarts Kasperink uit Emst is zelf duivenmelker. Hij komt om de vier weken naar het clubgebouw aan de Industrieweg om de dieren te bekijken; eigenlijk kun je niet meer zonder en als er iets is, ga je natuurlijk ook naar de dierenarts. Ik heb wel het idee dat er in de loop der jaren meer ziektes bij zijn gekomen.’’ De duiven van de leden van ‘De Zilvermeeuw’ worden voor een wedstrijd afgeleverd bij het clubgebouw, waarna ze in een vrachtwagen worden geladen en worden weggebracht, soms wel 1000 kilometer verder. En dan moet je als duivenmelker maar hopen dat jouw kostbare en goedgetrainde duif niet tegen een elektriciteitsmast of windmolen opvliegt of de maaltijd wordt van een havik of slechtvalk. Je wilt dat jouw duif als snelste postduif het nest weer binnenvliegt. Dan kun je rijk worden van het prijzengeld. Toch? Wim van den Brink moet hartelijk lachen om deze veronderstelling. ,,Als er al iets te winnen is, dan is dat een herinneringsbordje- of beker. Een enkel keertje is het een bon voor voer of een vleesbon. Vroeger kon je nog wel eens meedoen aan een poule. Dan gokte je op de tijd waarop de duif vloog en kon je wel 40 keer je inleg winnen, maar dat gebeurt tegenwoordig niet meer.’’

Een postduif wordt normaal gesproken tussen de 10 en 15 jaar oud, maar op latere leeftijd worden er geen eitjes meer gelegd. Van den Brink kijkt enigszins meewarig naar de muur waar een prachtige foto van duif Sunshine hangt. ,,Voor Sunshine werd mij ooit een bod gedaan van 5000 euro, maar ik heb het niet gedaan. Je heb samen toch een soort van band als je een duif zo lang hebt.’’ In vergelijking met 40 jaar geleden is de duivensport in de ogen van Van den Brink wel professioneler geworden, al was het alleen maar de klok. Van den Brink: ,,Vroeger moest je de speciale gummiring van de duif aftrekken als die binnenvloog en in een busje in de klok doen. Dan moest je met een sleutel draaien en zo werd de afslagtijd bepaald. Tegenwoordig gaat het elektronisch. De duif heeft een chipring die in het lokaal op een antenne wordt gehouden en als de duif weer thuis op de klep vliegt, wordt de tijd geregistreerd. Verder zijn er veel meer soorten voer. Slecht voer is er tegenwoordig niet meer. Vroeger ging je gewoon nooit naar de dierenarts met een duif. Ik zie ook dat er meer getraind wordt met duiven. Sommige duivenmelkers specialiseren zich. Je ziet bijvoorbeeld steeds meer nachtvliegers, die worden dan in de schemering getraind. En ik heb zelf het idee dat tegenwoordig de vrouwtjes het beter doen dan de mannetjes!’’ 

Door Ank Herstel voor de Veluwse Courant