24 uur met jager Peter de Ruiter

0
179

‘de Provincie is niet tevreden als wij ze niet te pakken hebben gekregen’

REGIO – Met het edelhert als aan kop mag de Veluwe zich verheugen in de aanwezigheid van veel soorten wild. Jaarlijks trekken dan ook talloze toeristen deze kant op in de hoop dit wild te spotten. Het heeft soms ook wel iets magisch als je een edelhert, hinde of wild zwijn van dichtbij of in de verte ziet. Maar deze medaille heeft ook een keerzijde. Het gebied waarin het wild voorkomt is niet zo groot en dat brengt met zich mee dat als de populaties te groot worden, ze schade veroorzaken. Die bestaat niet alleen uit schade aan landbouwgewassen, maar ook bestaat de kans dat als er teveel van bepaalde planten gegeten wordt, andere dieren tekorten gaan krijgen. En dan is er nog de schade die ontstaat bij mens en dier door overstekend wild. 

Jaarlijks worden op de Veluwe honderden edelherten, damherten, reeën en wilde zwijnen doodgereden. In het beste geval is het dier meteen dood, maar het komt uiteraard ook regelmatig voor dat aangereden dieren wegkruipen en dagen liggen te creperen. Nog afgezien van de schade aan de auto die de eigenaar doorgaans zelf moet betalen. En na een botsing met een edelhert van rond de 200 kilo is die schade doorgaans groot. Om deze redenen worden er vanuit de overheid regels opgelegd om het aantal herten en wilde zwijnen te beperken. Dat gebeurt door het afschieten van de dieren die daar voor in aanmerking komen. Dat is uiteraard aan een groot aantal regels gebonden. Peter de Ruiter heeft meer dan 30 jaar ervaring als jager. ,,Ik ben in het geheel niet opgegroeid met de jacht, maar in mijn toenmalige baan, zo’n 30 jaar geleden liep ik wel eens mee met een jager en hij heeft me er eigenlijk warm voor gemaakt. Zo is het jachtgebeuren eigenlijk gaan groeien en toen de eigenaar van het landgoed waar ik toen werkte aan me vroeg of ik de zogenaamde beheers jacht op zijn terrein op me wilde nemen ben ik die winter gaan studeren voor mijn Jachtdiploma. Maar met een Jachtdiploma alleen ben je er nog niet. Je moet ervaring opdoen, een jachtveld hebben, een aaneengesloten terrein van 40 hectare groot. Als je op een gegeven moment een wapen aan wilt schaffen dan moet je je jachtakte tonen en kunnen bewijzen dat je ergens mag jagen met toestemming van de eigenaar. Dat betekent heel veel papierwerk met serieuze handtekeningen eronder.’’ 

De Ruiter doet al jaren mee aan de edelhertentelling die in april met honderden mensen op een aantal afgesproken avonden op verschillende plaatsen wordt gehouden. ,,Dan krijg je een goed beeld van het aantal en dat is al jaren te veel. De provincie vraagt om de aantallen te beperken in verband met de verkeersveiligheid en de schade aan de gewassen. Wij als jagers zijn verplicht om daaraan gehoor te geven. De Provincie is niet tevreden als wij zeggen dat we ze niet te pakken hebben gekregen. ‘Wil niet, kan niet, lukt niet’; dat kan allemaal niet. Het is een vak.’’ 

Het aantal moet dus verminderd worden, maar er zijn talloze regels waaraan de jagers zich moeten houden en daar wordt overal streng op gecontroleerd. De Ruiter: ,,Je mag niet zomaar schieten, het is aan een bepaalde leeftijd van het dier en classificatie gebonden en dat zijn regels waaraan je je wilt houden. Het jachtseizoen begint de laatste jaren op 1 juli en duurt tot half/eind maart. Herten, wij noemen dat roodwild mag je schieten van 1 augustus tot 15 februari, maar tegenwoordig mogen we een maandje eerder beginnen. Dan zit je er nog aan vast dat je ‘s nachts niet op herten, reeën en dam wild mag jagen, dus tot een uur na zonsondergang en een uur vóór zonsopkomst. Zwijnen daarentegen mag je wel ’s nachts afschieten mits je vóór 17.00 uur bij de gemeentelijke politie hebt gemeld dat je dat van plan bent. Dan weten ze, als er ’s nacht een schot valt, dat jij op zwijnenjacht bent.’’

Als het jachtseizoen is geopend gaat de Ruiter doorgaans rond 05.30 op bersjacht. Bersjacht is voorzichtig kijken, sluipen en observeren of er een beest te zien is. ,,Het gebeurt vaak genoeg dat ik anderhalf uur gelopen heb, maar geen beest heb gezien. Er wordt wel gezegd dat er in het afschot van één dier 40 uur werk zit. Jagen is niet alleen schieten, het is kijken inventariseren en observeren. Je moet niets, maar als iets kan dan mag het.  Ik heb wel eens stagiaires bij me en merk dat die van zichzelf ‘moeten’; dan gaat het fout. Maar goed, ik heb dus anderhalf uur rondgelopen en niets gezien. Nou, dan heb ik alvast een mooie wandeling gemakt en ga ik verder met mijn werk. Ik ben niet de hele dag met de jacht bezig. Maar als ik een ronde maak voor mijn werk en ik zie een roedel herten dan heb ik daar wel aandacht voor, maar laat ze zoveel mogelijk met rust. De roedels verplaatsen zich overdag naar de daginstand, waar ze zich veilig voelen en de hele dag liggen en staan rusten. Pas tegen de schemer verplaatsen ze zich naar de voedselrijke graslanden.’’ Als het dan zover is dat de Ruiter op het juiste moment een zwijn of hert heeft gezien, dan moet ie in fracties van seconden bekijken of het dier wel geschoten mag worden. ,,Je mag bijvoorbeeld geen mannelijk zwijn, een keiler, schieten van drie jaar oud, want dat is de toekomst. Je moet als jager ook zorgen dat de soort in stand blijft. Als je na alle overwegingen in de overtuiging komt dat ie geschoten mag worden, dan is dat secondewerk. Het schot moet er goed op zitten, je moet blijven kijken na het schot wat de reactie van het dier is. Je mag daar nooit twijfel over hebben want dan gaat het mis en het dier is ook onderdeel van de schepping. Je jaagt niet voor de lol op een nonchalante manier.’’ 

Na het afschieten van een dier wordt het met een takel vanuit het bos afgevoerd richting wildschuur waar het ‘ontweid’ wordt. Ontweiden is het opensnijden van de buik en de ingewanden eruit halen. De Ruiter is officieel keurmeester en pas als hij bij de vijf organen: hart, longen, lever, milt en nieren geen vreemde afwijkingen heeft geconstateerd wordt het geschoten dier goedgekeurd voor eventuele consumptie. ,,Zo kun je ook zien of er iets mis is met de voedselketen’’, stelt hij. Nadat het kadaver een dag of zes in de koeling heeft gehangen gaat de Ruiter aan het slachten en wordt het vlees naar de poelier gebracht of ter plekke verkocht. De opbrengst van de jacht komt ten goede aan het onderhoud van het landgoed waar de Ruiter voor werkt en waar het dier ook is geschoten.

In de afgelopen 30 jaar is het een paar keer voorgekomen dat de Ruiter stropers tegen het lijf liep en één keer trof hij zelfs een zwijn aan waar de pijl van een kruisboog door zijn poot was geschoten. ,,Dat is geen waardige manier van jagen.  Het was buiten het seizoen, maar ik heb een ontheffing om zieke dieren uit het bestand te ontnemen, zoals dat heet.’’ Als de Ruiter een hert schiet gaat het gewei op een plank voor aan de muur. Maar dat gaat niet zomaar: het gewei moet uren afgekookt worden, dat is een hobby van hem, de plank moet in kleur worden gebeitst en het geheel moet kaarsrecht staan. Voor een jager als de Ruiter moet het niet moeilijk zijn om zo’n gewei op een plank goed uit te richten! 

Door Ank Herstel. Foto’s Maarten van de Biezen.